Fectio
Index






|
|

klik hier
|
Ermelo 
Januari 2001(en later)Door Robert Vermaat
|
Ermelosche Heide
Romeins Marskamp |
  |
Romeinse
naam: -
Romeinse provincie: - (Germania Libera)
Land: Nederland
Provincie: Gelderland
Dichtstbijzijnde stad: Ermelo
Dichtstbijzijnd dorp: Speuld
Locatie
van de Ermelose Heide op Multimap |

Plattegrond van het terrein.
|
Op de
Ermelose Heide bevindt zich het enige Nederlandse
exemplaar van een Romeins marskamp. Ik ben in de buurt
van dit deze plek opgegroeid, maar het heeft even geduurd
voordat ik me er echt bewust van werd. Ik
bedoel, ik ben nogal eens in dit gebied geweest
met de auto, te voet met onze hond of op de fiets, maar
ik heb het desondanks toch nooit echt gezien.
Als kind hoorde ik al van het Romeinse kamp
ergens op de Ermelose Heide en, zoals jongens nu eenmaal
doen, verbeelde ik me hoge muren en allerlei resten die
voor het oprapen zouden liggen. Het zal wel een
teleurstelling zijn geweest, want het duurde 15 jaar voor
ik terugging. Natuurlijk, de restantanten zijn nu
ook niet bepaald indrukwekkend voor de argeloze bezoeker
en nogal moeilijk te vinden als je geen idee hebt waar te
zijn. Toen ik in 2000 gericht op zoek ging liep ik er
compleet langs en maakte zelf fotos van andere
bulten in de hei! Maar als je weet waar te zoeken (en de
informatiezuil helpt) en met slechts een beetje kennis
van Romeinse kampen blijkt de plek toch indrukwekkend.
Tenslotte zijn alle stenen gebouwen uit de Romeinse tijd
verdwenen, maar dit zeer tijdelijk gebruikte kamp ligt er
nog steeds.

De Ermelose Heide op een frisse ochtend in januari
Het
Kamp
Dit kamp
is het enig bekende exemplaar van een Romeins marskamp in
Nederland. Er zullen er zonder twijfel meer geweest zijn,
maar als ze nog bestaan hebben ze ontdekking en onderzoek
weten te ontlopen.
Het kamp meet 250x350m (9 hectare) en was omringd door
een wal van bijna een meter hoog en een gracht van 1.5 m
diep. Het werd onderzocht in door 1922-3 door J.H.
Holwerda, die een aantal potscherven dateerde op de 4de
eeuw na Christus. In 1987 werd opnieuw gegraven door de
Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB),
waarna R.S. Hulst het kamp herdateerde op de late 2de
eeuw na Christus. Holwerdas fragmenten werden door
hem opnieuw gedateerd, wat ook bevestigd werd door het
onderzoek van organische resten welke samen een datum
rond het midden van de 2de eeuw opleverden. Een nog
zekerder datering werd geleverd door een fragment terra
sigillata van het type Dragendorf 31, welke het kamp
dateert tussen 170 en 180 na Christus. Alles bij elkaar
leverde dit een beeld van een marskamp dat slechts
eenmalig was gebruikt, hetgeen bevestigd werd door een
onderzoek van de gracht binnen het fort die ooit de
zuidzijde scheidde van de rest, en welke bijna direct na
het graven ervan weer leek te zijn opgevuld. De oorsprong
hiervan lijkt te liggen in het meenemen van een heuveltje
van natuurlijke oorsprong in de structuur van het fort,
dat hierdoor een onregematige, naar het ZW gerichte punt
krijgt. De dichtgegooide greppel had een V-vorm, een
poort en zelfs de gestoken plaggen warden weer
teruggelegd. Het fort is een beschermd monument en zelfs
een lang gebruik van het terrein eromheen door het
Nederlandse leger (als oefenterrein voor
pantservoertuigen) heeft het niet al te zeer beschadigd,
buiten de ZW punt. Een model van het kamp en meer
informatie zijn te vinden in het Veluws Museum in
Hardrwijk.

Luchtfoto van het kamp, de rode lijn toont het
tracé van de wal. |

Luchtfoto van het zichtbare deel van het kamp. |

Deze luchtfoto toont duidelijk het heuveltje in
de ZW hoek van het kamp. |
Men kan zich
afvragen waarom werd dit kamp hier werd aangelegd, aan de
noordrand van de Veluwe, een streek die tot de late 19de
eeuw nagenoeg leeg en tijdens de Romeinse periode bijna
onbewoond? De plek van het kamp geeft misschien aan
waarom, omdat dit bovenop een heuvelrug ligt, die de
oostkant van het Flevomeer (Lacus Flevo, een Romeinse
naam) scheidt van een ondiepe vallei verder naar het
oosten. Een 19de eeuwse kaart (Klik op
het plaatje om te vergroten) toont dat, in
tegenstelling tot het landschap vandaag, dit gebied
vroeger vrijwel onbebost was, met een weids uitzicht naar
alle kanten. De kaart toont de Ermelosche Heide ten
zuiden van een nog leger zandig gebied (Ermelosche Zand).
De kaart toont ook de toppen van nabije heuvels en de
strategisch lopende heuvelrug waar mogelijk ook een oude
weg overheen liep. Moerassen en bossen in de lager
gelegen valleien hebben deze heuvelrug waarschijnlijk tot
een natuurlijke doorgangsroute gemaakt. De kortste
afstand tot de Rijn is twee dagen marcheren (36
kilometer, en nog een dag tot de Flevo die toen een veel
kleinere omvang had. Het fort, op de kaart niet in
verbinding gebracht met Romeinen maar met heidense
gebruiken (Heidensch Kamp), controleert
duidelijk een aantal routes die een lijn van heuvels
kruisen (vijf namen eindigend op -berg), daarmee
aangevend waarom deze plek werd gekozen.
Oorsprong
van het kamp
Wij
kunnen slechts gissen naar de redden waarom het kamp werd
aangelegd. Het werd in een zeer korte tijd gebouwd en
herbergde een Romeinse legermacht van enkele duizenden
sterk. Vergeleken met de 56 hectare van Xanten of de 42
hectare van het castra te Nijmegen lijken de 9 hectare
van het Ermelose marskamp niet veel, maar men moet niet
vergeten dat deze legerplaatsen werden aangelegd voor
twee legioenen en hun hulptroepen. Voor een tijdelijk
marskamp is het zeker groot genoeg om een legioen te
herbergen. Aangezien Legio X Gemina rond
105 N. CHR. uit het nabijgelegen Noviomagus/Nijmegen
werd verplaatst, zouden we misschien naar Legio IX
Hispana moeten kijken, dat na 120 N. CHR. uit
Britannië verdween met onbekende bestemming. Het
Negende, of tenminste een detachement, verrichte
herstelwerkzaamheden in Nijmegen. Misschien was er in
deze periode helemaal geen legioen in Nijmegen, wat
betekent dat we naar Xanten moeten kijken, waar vanaf 120
N. CHR. Legio XXX Ulpia Victrix gelegerd was. Dit
is echter allerminst zeker daar er geen geschreven
bronnen bestaan die een veldtocht in deze streken tijdens
deze periode noemen.
Was dit kamp alleen bedoeld om een enkele nacht in
vijandelijk terrein door te brengen? Of was dit een basis
van waaruit voor zeer korte tijd operaties werden
uitgevoerd, maar dat na die campagne weer werd opgegeven?
De archeoloog R.S. Hulst stelde ooit voor dat het kamp
een agressieve verkenning van de Veluwe, of dat het door
de troepen als oefening werd gebouwd, wat zou betekenen
dat hun aanwezigheid berustte op een pure
trainingsmissie. Ik ben niet akkoord met de laatste
verklaring, te tijden waren simpelweg te roerig voor
zon training, diep in vijandelijk gebied. In
deze tijd speelden zich namelijk de Markomannische
Oorlogen af, met grote problemen in het Donaugebied en
zelfs invasies van het Italisch schiereiland. We hebben
echter geen berichten van invallen of campagnes in Germania
Inferior, defensief noch offensief.
We
kunnen echter proberen een stukje geschiedenis te
reconstrueren. Na de dood van keizer Marcus Aurelius
(161-180 N. CHR.) lijkt dit gebied in vlammen te zijn
opgegaan. De auteur van de Historia Augusta
vertelt dat Didius Julianus (keizer voor twee korte
maanden in 193 N. CHR.) eerder de functie van praetor
bekleedde, voordat hij commandant van Legio XXII
Primigenia werd, dat in Mogontiacum/Mainz
gelegerd was. Later werd hij de functionaris die scepter
zwaaide over de Belgische provincies. Het relaas vertelt
dat hij met haastig opgeroepen reservisten en hulptroepen
de Chauken teweer stond. die blijkbaar de kuststreek
aanvielen (ze kwamen van de monding van de Elbe). Deze
Chauken richtten behoorlijke schade aan in steden als
Doornik, Arras, Thérouanne en Bavay, die herbouwd
moesten worden in het laatste kwart van de 2de
eeuw. Een kamp van Julianus hulptroepen is gevonden
bij Maldegem, gebouwd rond 173 N. CHR. en plaats biedend
aan een eenheid Tongerense cavalerie. Er is ooit gesteld
dat het Ermelose kamp een deel is van een tegenstoot in
de rug van de Chauken met als doel hun invallen te
stoppen of te voorkomen met een aanval over land naar hun
stamgebied.
Ik heb zo mijn twijfels over deze mogelijkheid. Het een
flink stuk langs deze weg naar de Elbe, en we weten
tenslotte dat de invallen hebben plaatsgevonden. Het fort
bij Maldegem is ook zeker niet zo groot als dat bij
Ermelo. Meer nog, hoewel we de Chauken kunnen zien als
voorlopers van de Vikingen (en daarmee hun impact
verklaren) spelen hier meer zaken. Het Ermelose kamp ligt
ten noorden van de Rijn en de Limes in het hart van het
stamgebied van de Chamaven. Hadden zij misschien een
aanval gedaan op de belangrijke doorvoerweg, de Rijn? Het
fort van Trajectum/Utrecht is zeer zeker
herbouwd in steen (hoewel pas in 210), dus misschien
waren de Chamaven ook betrokken bij de onrust in het
gebied. We weten ook dat deze periode het begin vormt van
de ontwikkeling van de Frankische super-stam,
welke gevormd werd uit een coalitie van kleinere stammen
zoals de Saliërs, Chamaven, Bructeren, Amsivariërs,
Tubanten and Chattuariërs. Hoewel de Franken pas
gedurende de 3de eeuw ten tonele verschenen als een
groep, kunnen de problemen van de late 2de eeuw al een
vooruitlopen op deze ontwikkeling zijn geweest. De Historia
Augusta vertelt ons dat Didius Julianus de Chatten
vernietigend versloeg, en mogelijk hebben we hier te
maken met de Chattuariërs, naaste buren van de Chamaven.
Misschien nam Didius Julianus zijn oude legioen, het
22ste, mee bij een inval diep in het gebied van de
Chamaven om deze een lesje te leren? Zijn acties, welke
deze ook waren, hadden zeker geen nadelige invloed op
zijn carrière; hij werd beloond met de rang van consul.
Uiteindelijk hielp het hem om het purper te winnen, al
was het maar voor die twee korte maanden in het jaar 193.
Wat ook
de redenen zijn voor de aanleg van het kamp, het
toont bijna zeker een aggressive commandant zoals Didius
Julianus. De campagne naar de binnenlanden van Vrij
Germanië mag geslaagd zijn of gefaald hebben, maar
het heft ons een prachtig kamp op de Ermelosche Heide
opgeleverd.
Bezoek aan het kamp
(Klik op
de kaart om te vergroten) Het kamp ligt
ten zuiden van de Flevoweg (N302). Komende uit oostelijke
richting (Apeldoorn of de A1), kan men gemakkelijk
parkeren op de parkeerplaats direct langs de Flevoweg.
Echter, komt men uit het westen (Harderwijk, A 28) dan
mag er pas gekeerd worden op de volgende kruising
(Postweg). Er rijdt veel verkeer op deze weg, meestal met
hoge snelheid pas op met oversteken.
Er loopt geen pad van de parkeerplaats naar het kamp,
daarom wordt aanbevolen aan de noordzijde over te steken,
tegenover de duidelijk zichtbare informatiezuil. Men moet
daartoe de berm oversteken en dwars door het gras en over
een laag hekje stappen alvorens men het fietspad bereikt.
Hier staat de lichtgroene informatiezuil met bovenop een
plaquette met tekst en een kaartje (zie de fotos).
Dit is tevens het meest noordelijk gelegen punt van het
zichtbare deel van het kamp.

Januari 2001: de plaquette van de informatiezuil.
De tekst zegt: |

"dit romeins marskamp, omsloten door een
aarden wal en greppel, werd in 170 door 6000
legionairs in een dag aangelegd". |

De informatiezuil. |

De wal wordt onregelmatig in de buurt van de ZW
hoek. |
Op dit punt kan men goed zien hoe wal en
gracht naar het zuiden lopen. Beide worden doorsneden
door het fietspad zodat het profiel duidelijk zichtbaar
is.

Het fort gezien vanuit de ZW hoek, kijkend in de
richting van het NO. |

Terug naar de weg door een goed zichtbare gracht. |

Bijna terug, ik hoop dat u van de rondleiding
genoten hebt. |
Volg
de greppel in een rechte lijn naar de tankbaan (een brede
zandige laan). De lijn van de greppel wordt hier en daar
onduidelijk maar als men een rechte lijn aanhoudt
arriveert men bij de tankbaan aan de zuidwest punt van
het fort. De laatste keer dat ik het fort bezocht stond
er een lange paal in de grond die dit punt markeerde
(waarschijnlijk als richtpunt voor de chauffeurs van de
pantservoertuigen), zoals de zien is in de fotos.

April 2002. De wal is duidelijk zichtbaar,
doorlopend naar het zuiden. |

Het fietspad doorsnijdt hier duidelijk de wal. |

Wal en gracht goed zichtbaar. |
Volg nu de greppel terug naar de weg. Het
lijkt hier op een doodgewoon voetpad, maar als duidelijk
herkenbaar als men eenmaal weet dat het de restanten van
het fort betreft. De greppel en wal zijn niet meer te
volgen waar ze door het bos bedekt worden.

Augustus 2003: mijn dochter Marrit loopt door de
gracht in de richting van de informatiezuil. |

Blik naar het zuiden door de gracht richting het
bos. |

Marrit in de gracht geeft duidelijk de ondiepte
van de gracht aan. |
Bibliographie 
- Ginkel, Evert van
en Koos Steenhouwer (1998): ANWB Archeologieboek
Nederland (ANWB).*
- Hegener, M. (1995): Archeologie van
het Landschap, Langs de Aarden Monumenten van
Nederland (Contact).*
- Hulst, Rudi (1997): Ermelo, een
militair bivak op Germaanse grond, in: Dockum, S.
van en A. Haytsma: Archeologische Monumenten in
Nederland, (ROB, Abcoude), pp. 30-1.*
- Lendering, Jona (2000): De Randen van de
Aarde, De Romeinen tussen Schelde en Eems (Ambo,
Amsterdam).*
- Rijksdienst voor
Oudheidkundig Bodemonderzoek ROB (1997): Archeologische
Monumenten in Nederland, (Uniepers Abcoude).*
- Tilmann, Bechert en
Willem J.H. Willems (1995): De Romeinse Rijksgrens
tussen Moezel en Noordzeekust (Konrad Theiss
Verlag).*
|